Rechtszekerheid als collateral damage: hoe Vlaanderen haar eigen rechtsbescherming afbouwt

Gepubliceerd op 14/10/2025

De Vlaamse Gemengde Commissie Omgevingsvergunningen presenteerde eind september haar eindrapport “Samen in actie voor rechtszekerheid en robuustheid”. Het rapport bevat talrijke aanbevelingen om de vergunningspraktijk te vereenvoudigen en te versnellen. Dat streven naar efficiëntie is op zich verdedigbaar — maar het mag niet leiden tot een verschraling van de rechtsbescherming die de burger toekomt.

In wat volgt bekijken we waar de grens tussen “meer rechtszekerheid” en “minder recht” dun wordt, en hoe het recente arrest 59/2023 van het Grondwettelijk Hof die grens opnieuw scherp in beeld brengt.

1. Rechtszekerheid als beleidsdoel: een nobel streven

De commissie vertrekt vanuit de idee dat voorspelbaarheid en snelheid essentieel zijn voor een goed functionerend vergunningenstelsel. Aanvragers, investeerders en lokale besturen moeten kunnen vertrouwen op duidelijke procedures en stabiele regelgeving.

Dat uitgangspunt is terecht. Een transparant vergunningenbeleid is cruciaal voor ruimtelijke investeringszekerheid en publieke geloofwaardigheid.

2. Maar ook: een verplaatsing van de focus

Verschillende voorstellen in het rapport gaan echter verder dan louter administratieve vereenvoudiging. Zo wordt onder meer aanbevolen om:

  • de regel “geen bezwaar, geen beroep” in te voeren;
  • de toegang tot beroepsprocedures bijkomend te beperken;
  • en de rechterlijke toetsing te herleiden tot een marginale toets op kennelijke onredelijkheid.

Daarnaast stelt de commissie zelfs voor om artikel 159 van de Grondwet te herzien — de bepaling die elke rechter verplicht om onwettige besluiten buiten toepassing te laten.

Hoewel deze voorstellen kaderen in het streven naar meer “robuuste vergunningen”, raken ze aan fundamentele waarborgen van de rechtsstaat. Een beperking van artikel 159 zou de rechterlijke controle immers herleiden tot een formaliteit, wat haaks staat op het beginsel van de scheiding der machten

.

3. Arrest 59/2023: een duidelijke waarschuwing

Het voorstel “geen bezwaar, geen beroep” is niet nieuw. In zijn arrest nr. 59/2023 van 20 april 2023 vernietigde het Grondwettelijk Hof reeds de zogenaamde attentieplicht uit het Omgevingsvergunningsdecreet.

Die bepaling verplichtte burgers om tijdens het openbaar onderzoek opmerkingen te formuleren op straffe van onontvankelijkheid in beroep. Het Hof oordeelde dat deze verplichting de toegang tot de rechter op onevenredige wijze beperkte, in strijd met zowel artikel 23 van de Grondwet als het Verdrag van Aarhus .

De redenering van het Hof is helder: de toegang tot de rechter mag niet afhankelijk zijn van een voorafgaande formaliteit. Rechtsbescherming moet effectief zijn, niet conditioneel.

De huidige aanbeveling herhaalt in wezen hetzelfde mechanisme dat in 2023 reeds ongrondwettig werd verklaard. Dat maakt de juridische houdbaarheid ervan hoogst onzeker.

4. De grens van Aarhus

Het Verdrag van Aarhus garandeert drie pijlers:

  1. toegang tot milieu-informatie,
  2. inspraak in besluitvorming, en
  3. toegang tot de rechter.

De derde pijler verplicht de staten om die toegang “ruim” en “effectief” te waarborgen. Procedurele drempels zoals extra belangvereisten, verplichte bezwaren of beperkte toetsing botsen met die verplichting.

De Vlaamse decreetgever kan de reikwijdte van die beginselen niet inperken zonder het Europese recht te schenden.

5. Rechtszekerheid vereist toetsbaarheid

Echte rechtszekerheid ontstaat niet door het aantal beroepen te verminderen, maar door de kwaliteit van de bestuursbeslissingen te verbeteren. Een vergunning is pas robuust wanneer ze juridisch standhoudt — niet wanneer ze onaantastbaar wordt gemaakt.

Het rapport identificeert terecht problemen zoals onduidelijke regelgeving, inconsistent gebruik van “soft law” en tekort aan capaciteit bij adviesinstanties. Maar deze uitdagingen vragen om betere motivering, coherente toepassing en duidelijke normen, niet om een vermindering van rechterlijke controle.

De rechtsstaat wint aan geloofwaardigheid wanneer overheden weten dat beslissingen effectief getoetst kunnen worden.

6. Slotbeschouwing

Het eindrapport vertrekt vanuit een begrijpelijke wens naar voorspelbaarheid en efficiëntie. Toch verdient het waakzaamheid waar die efficiëntie dreigt te worden verward met bestuurlijke immuniteit.

Het Grondwettelijk Hof herinnerde in arrest 59/2023 dat de toegang tot de rechter een fundamenteel recht is, beschermd door zowel de Grondwet als internationale verdragen.

Wie “rechtszekerheid” nastreeft, moet dat doen binnen de grenzen van de rechtsbescherming, niet ten koste ervan.

Niet de burger die beroep instelt, maar de decreetgever die het materiële recht onnodig complex maakt, verdient de aandacht. Wie rechtszekerheid wil bevorderen, moet inzetten op herstel van fouten, niet op beperking van rechten.

Zit je met een stedenbouwkundig vraagstuk?
Neem contact op met Jurisens.be voor deskundig advies.