Veelgestelde vragen

Het omgevingsrecht in Vlaanderen is een complex maar essentieel kader om een goed georganiseerde en duurzame ruimtelijke ordening te garanderen. Voor een correcte juridische beoordeling en begeleiding bij uw vergunningsaanvraag kunt u bij ons terecht.

1. Algemeen omgevingsrecht en stedenbouw

Wat is ruimtelijke ordening en waarom is het belangrijk?
Ruimtelijke ordening regelt het gebruik van de beschikbare ruimte in Vlaanderen. Het bepaalt welke activiteiten waar mogen plaatsvinden, zoals wonen, industrie, landbouw en natuurbehoud. Een goede ruimtelijke ordening zorgt voor een evenwicht tussen economische ontwikkeling, leefbaarheid en milieubescherming. Ruimtelijke ordening houdt niet enkel rekening met de onmiddellijke impact van bouwprojecten, maar kijkt ook naar de langetermijnontwikkeling van gebieden. Dit omvat het behoud van open ruimte, het stimuleren van duurzame mobiliteit en het vermijden van versnippering. Een gestructureerd en doordacht beleid is essentieel om conflicten tussen functies zoals wonen, werken en natuur te minimaliseren. Daarnaast moet ruimtelijke ordening anticiperen op maatschappelijke evoluties zoals klimaatverandering, de groeiende vraag naar betaalbaar wonen en de noodzaak van efficiënter ruimtegebruik. Overheden gebruiken ruimtelijke beleidsplannen om de gewenste ontwikkelingsrichting vast te leggen en te sturen.
Wat is het verschil tussen een gewestplan, een RUP en een BPA?
  • Gewestplan: Een historisch instrument dat bestemmingen vastlegt (woongebied, industriegebied, landbouw, enz.). Hoewel gewestplannen nog steeds rechtsgeldig zijn, worden ze tegenwoordig vaak vervangen door ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s).
  • Bijzonder Plan van Aanleg (BPA): Gedetailleerde stedenbouwkundige voorschriften voor een specifiek gebied, maar kan geen bestemmingen wijzigen. Oudere BPA’s worden geleidelijk vervangen door RUP’s.
  • Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP): Het huidige planningsinstrument dat bestemmingen vastlegt en stedenbouwkundige voorschriften bepaalt. Een RUP kan zowel door lokale als gewestelijke overheden worden opgemaakt en biedt meer flexibiliteit in ruimtelijke planning.
Een gewestplan bepaalde vroeger op macroniveau welke zones voor welke functie bestemd waren. Een RUP biedt een meer gedetailleerde en juridisch afdwingbare invulling van het ruimtegebruik, aangepast aan de huidige noden.
Wat betekent "goede ruimtelijke ordening" in de praktijk?
Een vergunning wordt enkel toegekend als de aanvraag voldoet aan de stedenbouwkundige voorschriften én in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening (GRO). Dit betekent dat een project rekening moet houden met:
  • De omgevingscontext: Hoe past het project binnen de bestaande bebouwing en landschapsstructuur?
  • Mobiliteit en toegankelijkheid: Zijn er voldoende parkeerplaatsen? Sluit het project aan op het openbaar vervoer?
  • Duurzaamheid en energie-efficiëntie: Hoe wordt het project aangepast aan klimaatdoelstellingen?
  • Leefkwaliteit en hinder: Wordt er rekening gehouden met privacy, inkijk, schaduw en geluidsoverlast?
  • Bouwkundige harmonie: Hoe verhoudt het project zich ten opzichte van naburige gebouwen?
Bij de beoordeling wordt ook gekeken naar de historische waarde van een perceel, de impact op de natuurlijke omgeving en de eventuele noodzaak tot het uitvoeren van een MER (Milieueffectenrapport).
Wat is een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP)?
Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) is een instrument waarmee de overheid concrete bestemmingen toewijst aan bepaalde gebieden en stedenbouwkundige voorschriften vastlegt. Dit kan op gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau gebeuren. Een RUP vervangt vaak oudere gewestplannen of BPA’s en biedt een flexibeler kader om ruimtelijke ordening op maat aan te passen. Het voorziet onder andere in de aanleg van woongebieden, industriegebieden en natuurzones. Een RUP wordt steeds voorbereid met een openbaar onderzoek en adviesrondes bij verschillende instanties. Procedure van een RUP:
  1. Opmaakfase: Studie en voorbereiding door de overheid.
  2. Publiek onderzoek: Burgers en belanghebbenden kunnen inspraak geven.
  3. Adviesronde: Overheden en instanties beoordelen het ontwerp-RUP.
  4. Definitieve goedkeuring: Na verwerking van adviezen wordt het plan vastgesteld en gepubliceerd.

2. Omgevingsvergunning en toepassing

Vrijstellingen rondom woningen
Bepaalde werken en aanpassingen aan woningen zijn vrijgesteld van vergunningsplicht, mits ze voldoen aan specifieke voorwaarden. Vrijstellingen worden verleend om administratieve lasten te verminderen en particulieren meer flexibiliteit te bieden bij kleine ingrepen. Enkele belangrijke vrijstellingen:
  • Bijgebouwen en tuinconstructies: Een bijgebouw zoals een tuinhuis, serre, carport of afdak is vergunningsvrij als het aan volgende voorwaarden voldoet:
    • Gelegen in de achtertuin of binnen een straal van 30 meter rond de woning.
    • Totale oppervlakte beperkt tot maximaal 40m².
    • Maximale hoogte van 3,5 meter.
    • Geen permanente bewoning of commerciële functie.
  • Afsluitingen en hagen: Voor afsluitingen in achtertuinen geldt een maximale hoogte van 2 meter. In voortuinen mag een afsluiting maximaal 1 meter hoog zijn.
  • Terrassen en verhardingen: Vergunningsvrij tot een oppervlakte van 80m² indien ze niet hoger dan 30 cm boven het maaiveld liggen.
  • Zonnepanelen en warmtepompen: Installaties die op een dak worden geplaatst zonder dat ze het dakvlak overschrijden, zijn vergunningsvrij.
  • Dakramen en koepels: Vergunningsvrij als ze geen constructieve ingreep vergen en niet uit het dakvlak steken.
Vrijstellingen kunnen variëren afhankelijk van de stedenbouwkundige voorschriften van de gemeente. Voor specifieke situaties is het aanbevolen om steeds het lokale omgevingsloket te raadplegen.
Wanneer heb ik een omgevingsvergunning nodig?
Een omgevingsvergunning is verplicht voor:
  • Bouw- en verbouwingswerken: Het oprichten, uitbreiden, verbouwen of slopen van gebouwen.
  • Functiewijzigingen: Het wijzigen van de hoofdfunctie van een gebouw of perceel (bijvoorbeeld van een woning naar een kantoor).
  • Reliëfwijzigingen: Aanpassingen in het terrein, zoals ophogingen of afgravingen.
  • Milieutechnische ingrepen: Installaties of activiteiten die impact kunnen hebben op het milieu, zoals industriële exploitatie.
  • Verkavelingswerken: Het verdelen van een perceel in kavels met als doel verkoop of erfpacht.
Daarnaast is er een verschil tussen de gewone vergunningsaanvraag en de vereenvoudigde procedure. Kleine projecten of functiewijzigingen zonder impact op de omgeving kunnen sneller worden afgehandeld.

3. Voorwaarden en lasten

Wat zijn voorwaarden en lasten bij een vergunning?
Bij de toekenning van een omgevingsvergunning kan het bevoegde bestuur voorwaarden en lasten opleggen. Deze zijn bedoeld om de nadelige gevolgen van een project te beperken of de algemene belangen van ruimtelijke ordening en milieu te waarborgen.
  • Voorwaarden: Dit zijn specifieke eisen waaraan de bouwheer zich moet houden om de vergunning te verkrijgen of te behouden. Voorwaarden kunnen onder andere betrekking hebben op:
    • Het voorzien van voldoende parkeerplaatsen.
    • De verplichting om bepaalde materialen te gebruiken die passen binnen het straatbeeld.
    • Het respecteren van maximale bouwhoogtes of inplantingsvoorschriften.
    • Extra maatregelen om de impact op de omgeving te beperken, zoals groenschermen of geluidsschermen.
  • Lasten: Dit zijn bijkomende verplichtingen die aan de vergunninghouder worden opgelegd en die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit of infrastructuur. Enkele voorbeelden:
    • De aanleg van wegen of nutsvoorzieningen binnen de projectzone.
    • Financiële bijdragen aan de gemeente voor openbare infrastructuurwerken.
    • De verplichting om een bepaald percentage van een project te reserveren voor sociale woningen.
    • De heraanleg van de publieke ruimte rondom het project.
Deze voorwaarden en lasten kunnen per project verschillen en worden steeds gemotiveerd in de vergunningsbeslissing.

4. Verkavelingsvergunning

Wat is een verkavelingsvergunning?
Een verkavelingsvergunning is vereist wanneer een eigenaar een perceel grond opsplitst in meerdere kavels met de intentie om deze te verkopen, verhuren of te bebouwen. De vergunning bepaalt hoe de gronden mogen worden ontwikkeld en stelt voorschriften vast over wegenis, nutsvoorzieningen en bouwmogelijkheden.
Wanneer is een verkavelingsvergunning nodig?
Een verkavelingsvergunning is verplicht wanneer:
  • Een perceel wordt opgesplitst in minstens twee kavels met de bedoeling om te bebouwen.
  • Er wijzigingen worden aangebracht aan een bestaande verkaveling (zoals aanpassingen van perceelsgrenzen of voorschriften).
  • De verkaveling voorziet in de aanleg van wegen, nutsvoorzieningen of publieke ruimte.
Procedure voor een verkavelingsvergunning
De aanvraagprocedure omvat verschillende stappen:
  1. Indiening van de aanvraag: De aanvrager dient een dossier in via het omgevingsloket.
  2. Adviesfase: Gemeentelijke en gewestelijke instanties onderzoeken de aanvraag en geven advies.
  3. Publiek onderzoek: Omwonenden en belanghebbenden kunnen hun opmerkingen en bezwaren kenbaar maken.
  4. Beslissing door het bevoegde bestuur: De vergunning wordt toegekend
Duur en verval van de verkavelingsvergunning
Een verkavelingsvergunning is in principe onbeperkt geldig, tenzij anders bepaald. Indien binnen een periode van vijf jaar na de vergunning geen enkele kavel is bebouwd, kan de vergunning vervallen en moeten de voorschriften opnieuw worden vastgesteld.

5. Afwijkingen van voorschriften

Wat zijn afwijkingen van voorschriften?
Soms kan een omgevingsvergunning afwijken van de geldende stedenbouwkundige voorschriften of planologische regels. Dit kan worden toegestaan indien wordt aangetoond dat de afwijking niet strijdig is met een goede ruimtelijke ordening en geen negatieve impact heeft op de omgeving.
Welke soorten afwijkingen zijn mogelijk?
Afwijkingen kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van een project:
  • Afwijkingen op perceelsafmetingen en bouwhoogtes: In bepaalde gevallen kunnen grotere of kleinere percelen of afwijkende bouwhoogtes worden toegestaan.
  • Afwijkingen van verkavelingsvoorschriften: Indien de verkaveling ouder is dan 15 jaar, kan onder bepaalde voorwaarden van de oorspronkelijke voorschriften worden afgeweken.
  • Zonevreemde functiewijzigingen: In specifieke gevallen kan een gebouw dat niet past binnen de bestemming van een gebied toch een afwijkende functie krijgen, bijvoorbeeld een agrarisch gebouw dat wordt omgevormd tot een woning.
  • Afwijkingen in agrarische gebieden: Voor landbouwbedrijven kunnen afwijkingen worden toegestaan voor bepaalde uitbreidingen die bijdragen aan de agrarische activiteit.
  • Afwijkingen voor herbestemming van erfgoed: Bij beschermde monumenten of waardevolle gebouwen kunnen afwijkingen worden verleend om een herbestemming mogelijk te maken zonder het erfgoed aan te tasten.
Hoe wordt een afwijking toegestaan?
Een afwijking wordt steeds individueel beoordeeld en moet voldoen aan:
  • De algemene principes van een goede ruimtelijke ordening.
  • De relevante wettelijke bepalingen en afwijkingsmogelijkheden binnen de regelgeving.
  • Eventuele bijkomende voorwaarden die worden opgelegd door de vergunningverlenende overheid.
Het aanvragen van een afwijking vereist een grondige motivering en, in sommige gevallen, bijkomende adviezen of studies (zoals een stedenbouwkundig attest of mobiliteitsstudie).

6. Beoordelingsgronden bij Vergunningsaanvragen

Wat zijn beoordelingsgronden?
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning beoordeelt het bevoegde bestuur het dossier op basis van verschillende criteria. Deze beoordelingsgronden garanderen dat het project in lijn is met de ruimtelijke ordening, stedenbouwkundige voorschriften en maatschappelijke belangen. De beoordeling gebeurt zowel op basis van wettelijke normen als op basis van beleidsmatige overwegingen. Hierdoor kan het bestuur in bepaalde gevallen discretionair beslissen of een vergunning wordt toegekend of geweigerd.
Welke beoordelingsgronden zijn er?
De belangrijkste beoordelingsgronden bij een vergunningsaanvraag zijn:
  1. Ruimtelijke en stedenbouwkundige integratie:
    • Past het project binnen de bestaande bebouwing en het straatbeeld?
    • Wordt de architectuur afgestemd op de omgeving?
    • Is de verhouding tussen open ruimte en bebouwing in balans?
  2. Functionele inpasbaarheid:
    • Is de voorgestelde functie van het gebouw of perceel in overeenstemming met de bestemming?
    • Leidt de functiewijziging niet tot overlast voor de omgeving (zoals verkeersdruk, geluidshinder of waterhuishouding)?
  3. Mobiliteit en bereikbaarheid:
    • Is er voldoende parkeergelegenheid voor de toekomstige gebruikers?
    • Hoe wordt de verkeersveiligheid gewaarborgd?
    • Sluit het project aan op bestaande mobiliteitsstromen en openbaar vervoer?
  4. Duurzaamheid en energie-efficiëntie:
    • Worden er energiezuinige technieken en materialen gebruikt?
    • Beperkt het project de impact op het milieu en het waterbeheer?
    • Zijn er voldoende groenzones en bufferzones voorzien?
  5. Leefkwaliteit en hinderbeperking:
    • Veroorzaakt het project geen overmatige schaduw, inkijk of geluidsoverlast?
    • Wordt er voldoende afstand gehouden tot naburige gebouwen?
    • Zijn er maatregelen genomen om de impact op de omgeving te beperken?
  6. Conformiteit met regelgeving en beleidsplannen:
    • Is het project in overeenstemming met de geldende gewestplannen, RUP’s of stedenbouwkundige verordeningen?
    • Worden specifieke voorschriften rond erfgoedbescherming of natuurbescherming nageleefd?
    • Past het project binnen de doelstellingen van ruimtelijke beleidsplannen?
Bijzondere beoordelingscriteria voor afwijkingen
Wanneer een project afwijkt van de standaard stedenbouwkundige voorschriften, wordt het extra streng beoordeeld. In dat geval moet de aanvrager aantonen dat:
  • De afwijking een meerwaarde biedt voor de omgeving.
  • Er geen onaanvaardbare precedentwerking ontstaat.
  • Het project geen negatieve impact heeft op omwonenden of de leefkwaliteit.
Hoe verloopt de beoordeling?
De beoordeling van een vergunningsaanvraag verloopt in verschillende stappen:
  1. Vooronderzoek: De dienst stedenbouw bekijkt of het dossier volledig is en in aanmerking komt voor goedkeuring.
  2. Adviesfase: Afhankelijk van het type project worden adviezen ingewonnen bij onder andere de gemeentelijke stedenbouwkundige dienst, de brandweer, de mobiliteitsdienst of milieuadministraties.
  3. Publiek onderzoek (indien vereist): Voor bepaalde projecten wordt een openbaar onderzoek georganiseerd, zodat burgers en belanghebbenden hun opmerkingen kunnen indienen.
  4. Beslissing: Het bevoegde bestuur neemt een gemotiveerde beslissing op basis van de wetgeving en de hierboven beschreven beoordelingsgronden.
  5. Beroepsmogelijkheid: Indien een aanvraag wordt geweigerd, kan de aanvrager in beroep gaan bij de deputatie of de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Praktische tips voor een succesvolle vergunningsaanvraag
  • Goede voorbereiding: Zorg ervoor dat het dossier volledig is en verifieer vooraf welke voorschriften van toepassing zijn.
  • Overleg met de gemeente: Een voorafgaand gesprek met de stedenbouwkundige dienst kan helpen om valkuilen te vermijden.
  • Duidelijke motivering: Indien een afwijking wordt gevraagd, moet deze grondig onderbouwd zijn met argumenten en impactanalyses.

7. Handhaving en stedenbouwkundige misdrijven

Wat is handhaving binnen de ruimtelijke ordening?
Handhaving binnen het omgevingsrecht heeft als doel de naleving van stedenbouwkundige voorschriften en vergunningsplicht te verzekeren. Het omvat preventieve en repressieve maatregelen om illegale bouwwerken en inbreuken tegen te gaan. De handhaving gebeurt op verschillende niveaus:
  • Preventieve handhaving: Controle en sensibilisering, bijvoorbeeld door voorafgaand overleg met de vergunningsaanvrager.
  • Repressieve handhaving: Sancties bij inbreuken zoals administratieve boetes, herstelmaatregelen of gerechtelijke vervolging.
Wat is een stedenbouwkundig misdrijf?
Een stedenbouwkundig misdrijf is een overtreding van de stedenbouwkundige wetgeving. Het kan zowel gaan om:
  • Bouwen zonder vergunning: Bijvoorbeeld het oprichten van een woning zonder goedgekeurde omgevingsvergunning.
  • In strijd met de vergunning bouwen: Bijvoorbeeld het afwijken van goedgekeurde bouwplannen zonder toestemming.
  • 1 Bijvoorbeeld een loods in agrarisch gebied omvormen tot een woonhuis zonder vergunning.
Niet-naleving van stedenbouwkundige verordeningen: Bijvoorbeeld het niet respecteren van bouwvrije stroken of hoogtebeperkingen.
Welke sancties kunnen worden opgelegd?
Bij een vaststelling van een stedenbouwkundig misdrijf kunnen verschillende sancties volgen:
  • Herstelmaatregelen: De overheid kan eisen dat de illegale toestand wordt opgeheven, bijvoorbeeld door afbraak van een constructie.
  • Administratieve sancties: Boetes of dwangsommen die worden opgelegd door de gemeente of gewestelijke inspecteurs.
  • Gerechtelijke sancties: Bij zware inbreuken kan het parket vervolging instellen en kan een rechter een strafrechtelijke veroordeling uitspreken.
Hoe verloopt een handhavingsprocedure?
  1. Vaststelling van de inbreuk: Stedenbouwkundige inspecteurs, politie of gemeentelijke diensten stellen de inbreuk vast.
  2. Opstellen van een proces-verbaal: Dit wordt bezorgd aan de bevoegde overheid of het parket.
  3. Mogelijkheid tot regularisatie: In sommige gevallen kan de overtreder alsnog een vergunning aanvragen om de situatie te legaliseren.
  4. Herstelvordering of bestuurlijke maatregel: Indien regularisatie niet mogelijk is, wordt herstel in de vorige staat geëist.
  5. Gerechtelijke vervolging: Bij zware inbreuken kan het parket een zaak voor de rechtbank brengen.
Wat is de rol van de Raad voor Vergunningsbetwistingen in handhaving?
De Raad voor Vergunningsbetwistingen kan een vergunning vernietigen als deze ten onrechte werd verleend. Daarnaast kunnen vergunningsweigeringen of herstelmaatregelen aangevochten worden bij de Raad. Handhaving is essentieel voor een ordelijke ruimtelijke ordening en voorkomt dat illegale bouwpraktijken de leefomgeving verstoren.

8. Planschade en planbaten

Wat is planschade?
Planschade treedt op wanneer een perceel in waarde daalt door een bestemmingswijziging. De eigenaar kan onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op een schadevergoeding.
Wat zijn planbaten?
Omgekeerd zijn planbaten de meerwaarde die een perceel krijgt door een bestemmingswijziging, waarop in sommige gevallen een heffing verschuldigd is.

9. Procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen

Hoe verloopt een procedure bij de RvVb?
  • Indiening beroep: Binnen 45 dagen na kennisgeving van de beslissing.
  • Schorsingsverzoek: Mogelijk indien er dringende en onherstelbare schade dreigt.
  • Behandeling en zitting: Partijen kunnen hun standpunt verdedigen.
  • Uitspraak: De Raad kan de beslissing bevestigen, vernietigen of een nieuw onderzoek opleggen.
  • Beroep bij de Raad van State: Mogelijk binnen 30 dagen na uitspraak.